Ben vandaag begonnen met het naaien van de quilt (naamdoek voor alle in 2003 aan aids overleden mensen hier in het centrum Thatago). Hier in Thatago heb ik daar de tijd voor, dus even van profiteren. In mijn enthousiasme sleep ik Deang en Sutree mee, samen zijn we er 's avonds aan bezig, zó had ik het bedoeld. Morgen vraag ik een ander groepje ermee verder te gaan.
Wan Pen, het meisje van vijf dat hier verbleef met haar grootmoeder, vertrekt naar de stad, waar ze naar school zal gaan. Wan Pen is niet geďnfecteerd, haar zusje is een jaar geleden, hier in Thatago aan AIDS overleden. Ook haar ouders zijn aan AIDS overleden. Wat zal het hier anders zijn zonder deze dondersteen.
Voor Toy (de negen jarige jongen) moeten we een oplossing zoeken. Deang is met hem naar het ziekenhuis geweest, voor de AIDS medicatie, maar deze werd hem geweigerd omdat hij geen ouders heeft. Weer zo iets waarvan ik behoorlijk ga steigeren. Als hij naar het zogeheten tweede project kan gaan, waar alleen kinderen verblijven moet ik zeker weten of hij aan de medicatie kan komen. Wat heeft hij anders aan lezen en schrijven?
Ik heb het gevoel dat Somsak hier niet op zijn plek is, hij maakt een ongelukkige indruk, hij mist zijn vrienden van Lopburi, denk ik. We gaan bekijken of hij over een poosje toch niet weer terug naar Lopburi kan.
In de ochtend doen we boodschappen op de markt: groente, fruit, vis en vlees wordt voor een paar dagen ingeslagen. Voor mijn idee zijn de maaltijden voor de mensen hier te sober, is er te weinig variatie. De smerige tafelbladen heb ik laten repareren (ook met geld uit giften van mijn Nederlandse achterban) en zien er nu weer piekfijn uit. Jammer dat de warme douche die ik de vorige keer heb aangeboden niet mag worden opgehangen vanwege het elektriciteit verbruik. Dit heeft de nieuwe manerger aan Deang doorgegeven.
Pha heeft mij een behoorlijke blauwe plek op mijn bovenarm bezorgd. Ik dacht hij naar de toilet moest, dus heb ik hem los gemaakt (hij is voor zijn eigen veiligheid met zijn polsen aan zijn bed gebonden zodat hij niet kan weglopen, het blijft een naar gezicht). Dat bleek niet zo te zijn en doordat ik niet begreep wat dan wel, werd hij agressief, en greep me vast. Door hard tegen hem te schreeuwen liet hij los, en kon ik hem naar zijn bed loodsen.
Ančk is stervend, heeft geen infuus en zuurstof meer, zijn niets ziende ogen zijn troebel en ingevallen. Hij reageert nog wel als ik tegen hem praat, maar kan niets meer terug zeggen. Ik vind het moeilijk om bij hem weg te gaan, en zeg met opzet niet tot morgen, maar neem afscheid met good bye.
Als ik terug kom in Waylalak doe ik samen met Saskia de wisssel ligging bij de stervende Tilawat, ondanks dat we het samen doen vertrekt zijn gezicht van pijn. Heel vervelend dat hij ook nog een schone luier aan moet. Ik zie aan zijn ademhaling dat het hem veel kracht heeft gekost. Als even later Leonie mij roept, zien we het vlammetje langzaam doven, met een pufje blaast hij zijn laatste adem uit. Het is half zes, de zusters zijn aan het eten dus is er alle tijd voor Tilawat om rustig heen te gaan. Als ze om half zeven terug komen wordt hij afgelegd, en ga ik naar huis.
Samen met Saskia laat ik me vanmorgen masseren, dat is alweer een hele tijd geleden. Ook Saskia vindt het heerlijk. We hebben besloten, omdat er genoeg vrijwilligers zijn dat wij twee wat later beginnen en dan ook wat langer doorwerken, zodat ook in de vooravond vrijwilligers aanwezig zijn.
Als ik het terrein op kom krijg ik al van verschillende kanten te horen dat Ančk is overleden. Ik moet het even laten bezinken om het tot me door te laten dringen. Als ik 's middags boven kom en zijn lege bed zie, heb ik het even te kwaad. Sulapon, zijn buurman komt naar me toe lopen, pakt mijn handen vast en zegt stamelend "solly" ( sorry ) "Ančk heaven" en kijkt naar boven. Dit raakt me zó dat ik begin te huilen. Ik zie dat ik hem daarmee in verlegenheid breng, hij weet er geen raad mee. Ik bedank hem en loop naar buiten.
Wat later verneem ik dat hij de volgende ochtend om half twaalf gecremeerd wordt.
Als ik het terrein op kom zie ik een groepje mensen zoekend rondlopen. Als ik hen aanspreek met de vraag of ik kan helpen, zie ik dat één vrouw uit het gezelschap veel op Ančk lijkt. Ik probeer te vragen of ze soms voor de crematie van Ančk komen. Bij het woord Ančk wordt er ja geknikt. We lopen samen naar het funerarium, maar zie daar dat de aanvang van de crematie nog even zal duren.
Ik laat de familie onder de grote boom achter en laat hen gebarend weten dat ik er ook bij wil zijn, ik krijg een dankbare bevestiging. Ik pluk op het terrein een boeketje bloemen, en ben stevig in twijfel of ik de blindenstok van Ančk mee zal laten verbranden, dit als symbool dat hij die verder niet meer nodig heeft. Ik besluit uiteindelijk om dát ritueel voor me zelf te doen.
In de afscheidsruimte aangekomen zie ik nog een familie, en als ik naar buiten kijk staan er inderdaad twee kisten. Ik loop er heen en vraag aan de jongen die hier helpt, in welke van de geopende kisten Ančk ligt. Ik maak de dichtgeknoopte doek los waarin hij gewikkeld is en maak, voordat ik de doek weer dicht, een foto van hem.
Het fel gekleurde boeketje steekt af op de witte kist. Als ik afscheid van hem neem, komt de op hem lijkende vrouw naar buiten en maakt een foto. Of de andere jongen Tilawat is, kan ik niet achter komen, zijn kist is bedekt met een gevouwen broek en shirt met daarop een paar linnen schoenen.
Na de plechtigheid door de monniken, wordt hij in de oven geschoven, en het lichaam van Ančk wordt naar een andere oven gereden. Daar volgen we de korte ceremonie, Ančk wordt in de oven geschoven, die meteen gestart wordt. Langzaam verlaten we de ruimte, en neem ik afscheid van zijn familie en ga weer aan het werk.
in memoriam Ančk
.....Ančk.... ga maar naar het licht... laat je leiden door het licht.... het licht dat je hier op aarde in dit leven moest missen.... althans het licht in je ogen.... je was vaak het lichtpuntje van de afdeling... lichtvoetig met je positieve instelling.... iedereen kon zich daar aan laven.... Ančk... laat je door het licht opnemen... het licht van de eeuwigheid....
Met warme groet,
Huub.